ONTWERP.
13 Juni 1896.
Tegenwoordig de heeren mr. M. P. M. VAN DAM, J. J. L.
TEYCHINE, A. J. A. VERSCHRAAGE, mr. W. INGEN-
HOUSZ, .1. E. VREEDE, mr. P. BLOEMARTS, W. G. H.
ROMBOUTS, J. A VAN AKEN, A. P. SCHELTUS, H. A.
SASSEN, J. LIJDSMAN, mr. Th. MATHON, B. C. VAN
DONGEN, J. A. J. W. VAN HAL, mr. A. REIGERSMAN,
A. J. REES, en E. H. A. GULJE, burgemeester, voorzitter.
Afwezig de heeren F. J. M. HEIJLAERTS en J. J. NELISSEN,
eerstgenoemde met kennisgeving.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 9 en
30 Mei 1896, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 8 van
het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage
voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk
zijn toegezonden en vraagt of iemand der leden alsnog voor
lezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen in
het midden heeft te brengen.
Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van
voormelde vergaderingen goedgekeurd en vastgesteld.
Alsnu stelt de voorzitter aan de orde de beëediging-en
installatie van het nieuwbenoemde raadslid, den heer A,
J. Rees.
Genoemde heer, binnengeleid door den secretaris, legt in