•4 Januari 1896.
25
het gevaarlijk, dat de raad dergelijke zaken nog persoonlijk
gaat onderzoeken. Waar zou het anders heengaan, wanneer
het later de afkeuring van woningen of het dempen van
slooten geldt. Spreker ondersteunt alzoo het voorstel van
burgemeester en wethouders.
De heer Lijdsman doet opmerken, dat hem niet de persoon,
maar de zaak belang inboezemt en hij daartoe enkel de aan
dacht erop gevestigd heeft, dat het hier niet is eene verza
meling van woningen, waarvan sprake is in de gewijzigde
verordening.
Het voorstel van burgemeester en wethouders, om afwijzend
op het onderwerpelijke adres te beschikken, wordt alsnu in
stemming gebracht en aangenomen met 17 tegen 1 stemmen.
Vóór stemden de heeren Teychiné, Verschraage, Vreede,
Heijlaerts, Van Dam, Bloemarts, Rombouts, Oukoop, Van
Aken, Scheltus, Sassen, Mathon, Van Dongen, Van Hal,
Reigersman, IngenHousz en de voorzitter.
Tegen was de heer Lijdsman.
De heer Heijlaerts, het woord gevraagd en verkregen
hebbende, herinnert, dat de voorzitter bij den aanvang
dezer vergadering zijne heilgroeten aan de leden heeft gebracht
en dat daarin tevens doorstraalde eene goedkeuring van de
handelingen van den raad in het afgeloopen jaar. Als oudste
raadslid en mede als tolk der overige leden, wordt door
spreker hiervoor dank gezegd. Wanneer die handelingen
van den raad evenwel goed te noemen zijn, dan ligt de
oorzaak daarvan op de eerste plaats bij burgemeester en
wethouders, die op zulke uitstekende wijze zijn voorgegaan.
Bij de wensehen van den voorzitter wil spreker nog dezen
voegen, dat de goede verstandhouding met het dagelijksch
bestuur ook in 1896 moge bestendigd worden tot bevordering
van den bloei en de welvaart van Breda.