13 Juni 1896. »legd bij brief van den heer districts-schoolopziener), zoodat »het getal niet schoolgaande kinderen hoogstens 29 zal «bedragen." 10. Schrijven van den heer districts-schoolopziener voor noemd d.d. 8 Juni 1896, n°. 142, daarbij, als vervolg op zijn hiervoor aangehaald schrijven van 25 Mei 1896, aan biedende een staat, bevattende de namen der kinderen, die zich van 1 Januari tot 1 Juni 1896 voor toelating tot de openbare school aan de Nieuwehuizen hebben aangemeld, den ouderdom en de woonplaats der kinderen, of ze reeds eene school bezochten en zoo ja, welke, en voorts, wat het gevolg was der aanmelding. De voorzitter zegt, dat de betrekkelijke stukken ter visie voor de leden hebben gelegen en stelt de zaak thans opnieuw aan de orde. De heer Reigersman wijst erop, dat het zooevcn heëedigd raadslid, de heer Rees, nog niet in de gelegenheid is ge weest, om van den inhoud der stukken kennis te nemen en stelt mitsdien voor, de behandeling ervan tot eene volgende vergadering aan te houden. Naar aanleiding der beslissing over deze zaak in de vorige vergadering, geeft de heer Bloemarts in overweging, om de stukken te stellen in handen der plaatselijke schoolcommissie om bericht en advies. Spreker meent, dat dit college omtrent deze gewichtige zaak wel mag gehoord worden. De heer Van Dam kan zich met het voorstel van den heer Bloemarts niet vereenigen, omdat hij principieel bezwaar heeft tegen de wijze, waarop het schrijven van den heer schoolopziener ter kennis van den raad is gekomen. Intus- schen wil spreker die bezwaren nader ontwikkelen, wanneer ook het nieuw raadslid van den inhoud der stukken zal hebben kennis bekomen. Spreker sluit zich alzoo aan bij het voorstel van den heer Reigersman.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 262