204 13 Juni 1890. »13 Mei j.L, n". 408, werd ons, overeenkomstig uw besluit «van 9 Mei te voren, toegezonden een adres met bijlagen »van dr. J. D. R. Scheffer, om U daaromtrent te dienen «van bericbt en raad. «De conclusie van bet verzoek van den heer Scheffer is, «dat de raad zal vaststellen, dat adressant door zijnen dienst, «verricht vóór het in werking treden der verordening tot «regeling van de pensioenen der gemeente-ambtenaren en «hunne weduwen en weezen, reeds heeft voldaan aan den «in de artt. 4 en 5 dier verordening uitdrukkelijk vercisch- «ten diensttijd van 10-jarigen onafgebroken dienst. «Adressant was als leeraar aan de hoogere burgerschool «alhier geplaatst van 1 Februari 1878 tot 1 December 1881, «samen 3 jaren en 10 maanden, op welken laatsten datum «hij, wegens zijne plaatsing aan de hoogere burgerschool te Veendarn, eervol werd ontslagen, en sedert 1 September «1888 is hij weder aan de hoogere burgerschool en het «gymnasium in deze gemeente als leeraar werkzaam, dat is, «gerekend tot 1 April 1896, 7 jaren en 7 maandeneen geza- «menlijk doch niet onafgebroken tijdvak dus van 11 jaren «en 5 maanden. «Artikel 5 der pensioenverordening, vastgesteld 29 Novem- «ber 1862 en gewijzigd 24 Juni 1885 en 14 Juli 1888, bepaalt «wel, dat ook pensioen verleend wordt na 10-jarigen dienst, «tei'wijl 24 October 1891 o. m. de verordening gewijzigd «werd, door toevoeging aan art. 7 als 4tle alinea «Foor hem, die, na op eigen verzoek ontslagen te zijn, Diater wordt herplaatst, zijn de diensten vóór het ontslag Den die, na de herplaatsing bewezen, gelijkelijk geldig. «Maar deze gunstige bepalingen zijn zelfs vervallen voor die «ambtenaren, welke onder de werking dier (oude) pensioen sverordening reeds deelgerechtigd waren in het pensioenfonds «doch toegetreden zijn tot de nieuwe pensioenverordening «en nu zal het wel geen betoog behoeven, dat adressant, die, «volgens de slotalinea van art. 40 der nieuwe pensioenverorde- «ning, eerst na het in werking treden dier verordening deelge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 264