13 Juni 1896.
265
«rechtigde in het pensioenfonds kan worden, zich op die
«bepalingen zeker niet kan beroepen.
»Op grond van vorenstaande beschouwingen en naar luid
«van de duidelijke bepalingen van de artt. 1 en 5 der ver-
«ordening van 7 Maart 1896, welke bepalingen ook voorkomen
«in de wet op de rijkspensioenen en o. a. in de pensioenver-
«ordening van de gemeente Arnhem, vinden wij geene termen
«aanwezig om op het adres van den heer Sciieffer gunstig te
«adviseeren.
«Wij hebben de eer uwen raad, onder terugzending van
«het verzoekschrift met de bijlagen, derhalve in overweging
«te geven op het verzoek van den adressant afwijzend te
«beschikken".
De voorzitter wijst erop, dat de bewoordingen van de
betrokken pensioenverordening zóó duidelijk zijn, dat zij geene
andere uitlegging toelaten. Spreker stelt mitsdien voor, om,
overeenkomstig de conclusie van het verslag, afwijzend op het
verzoek van den heer Sciieffer te beschikken.
Zonder bedenking wordt hiertoe besloten.
De voorzitter sluit de openbare vergadering, welke alsnu
overgaat in eene met gesloten deuren.
De Secretaris
De Voorzitter,