270 27 Juni 1890. merking neemt, dat door het steeds toenemend getal aan sluitingen de begrooting voor dit jaar reeds met 919,20 wordt overschreden en wanneer men verder wijzen kan op steeds gunstiger uitkomsten, dan kan men deze huur gerust afschaffen, omdat de mindere ontvangsten alsdan gecom penseerd zullen worden door meerdere toetreding. Aanvankelijk verkeerden velen in de meening, dat het water duur was, doch nu men ziet, dat elke emmer water slechts 1/4 cent kost, wordt de neiging tot aansluiting steeds grooter. Alleen de meterhuur is voor velen nog een beletsel, zoodat het billijk is, zoowel in het belang der waterleiding zelve, als om de minder gegoeden te gemoet te komen, die buur geheel af te schaffen. Na afschaffing zal men de in komsten op geen minder cijfer behoeven te begrooten, dan waarop zij thans geraamd zijn. De heer Heijlaerts ondersteunt mede het voorstel van den heer Reigersman. De waterleiding is aangelegd in verband met hygiënische toestanden. In zijne betrekking heeft spreker meermalen ondervonden, dat de eigenaren of huurders van woningen, waar pompen zijn, wel geneigd zouden zijn tot aansluiting aan de waterleiding, doch dat zij bezwaar hebben tegen de meterhuur. Waar afschaffing der meterhuur der halve ook is in het hygiënisch belang der gemeente, wil spreker zich niet het voorstel gaarne vereenigen. De heer Nelissen verklaart zich tegen het voorstel van den heer Reigersman. Spreker is van oordeel, dat de af schaffing der meterhuur zal gelden als aandrang, om die huur ook bij de gasfabriek af te schaffen, want ook daarvoor kunnen dezelfde motieven gebezigd worden. Men moet de voorwaar den beschouwen in haar geheel, zegt spreker. Acht men die te bezwarend, dan kan wel worden overgegaan tot verlaging- van den prijs van het water, doch geenszins tot afschaffing- der meterhuur, omdat men dan bij de gasfabriek voor hetzelfde feit zal komen te staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 276