ONTWERP. 1 Februari 1896. Tegenwoordig de heeren J. J. L. TEYCHINE, mr. W. INGEN- HOUSZ, F. J. M. HEIJLAERTS, mr. M. P. M. VAN DAM, mr. P. BLOEMARTS, W. G. H. ROMBOUTS, J. A. VAN AKEN, A. P. SCHELTUS, H. A. SASSEN, B. C. VAN DONGEN, J. A. J. W. VAN HAL, J. E. VREEDE, mr. A. REIGERSMAN, mr. Th. MATHON en E. H. A. GULJE, burgemeester, voorzitter. Afwezig de heeren J. LIJDSMAN, K. G. OUKOOP, A. J. A. VERSCHRAAGE en J. J. NELISSEN. De voorzitter opent de vergadering en deelt mede, dat zijn ingekomen berichten van de heeren Lijdsman Oukoop en Verschraage, houdende kennisgeving, dat zij verhinderd zijn de vergadering van den gemeenteraad van heden bij te wonen. Vervolgens zegt de voorzitter, dat de notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 7 en 21 December 1895 en 4 Januari 1896 overeenkomstig het bepaalde bij artikel 8 van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en bovendien hun in afdruk zijn toegezonden en vraagt of iemand alsnog voor lezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen. De heer Bloemarts wensoht eene kleine opmerking te maken naar aanleiding van het door hem gesprokene in de vorige vergadering als repliek op hetgeen door den heer Lijdsman in zake het adres van Van der Hoeven is in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 27