27 Juni 1896. 281 deren wel degelijk rekening zullen houden met de rente der hierbedoelde voorwerpen. De meerderheid der commissie wil zonder overhaasting te werk gaan en daarom is in de nieuwe voorwaarden de bepaling opgenomen, dat zij niet langer van kracht zullen blijven dan tot 1 Januari 1898. Dit voorstel acht spreker het meest rationeel en de verdere manier van behandeling niet voegzaam. Daardoor toch zou de mogelijkheid kunnen ontstaan, dat de meerderheid der ■commissie in het ongelijk werd gesteld. De heer Bloemarts wijst erop, dat vroeger is bepaald, dat de voorwaarden vóór 1 Juli a.s. zouden worden herzien. Door de commissie is aan die bepaling door de indiening van gewijzigde voorwaarden tegemoet gekomen. Uit dien hoofde acht spreker het voorstel der commissie van de verste strek king en alzoo het eerst voor behandeling vatbaar. De heer Reigersman kan niet medegaan met hetgeen door de beide vorige sprekers is in het midden gebracht. De leden van den raad zijn pas gesaisisseerd van de ontwerp- voorwaarden, waarvan zij niet eerder hebben kunnen kennis nemen, dan nadat zij ter visie waren gelegd. Doch dat sluit de bevoegdheid der leden niet uit tot het doen van voor stellen daaromtrent. Evenmin mag als overweging gelden, wie gelijk of ongelijk heeft; slechts het belang der gemeente moet op den voorgrond staan. De raadsleden hebben het zelfde recht om voorstellen in te dienen tot wijziging dei- voorwaarden als de commissie zelve. De heer Van Dam meent, dat de vorige spreker zich ver gist en zonder eenigen grond de handelingen der commissie in een verkeerd daglicht stelt. Het door den heer Bloemarts voorop gestelde, om de voorwaarden te verlengen tot '1 Januari 1898, acht spreker zeer practisch. Ook bij andere colleges, o. a. bij de provinciale staten, heeft meermalen eene verlenging plaats, wanneer de zaak, die het geldt, nog niet voor eene definitieve beslissing vatbaar is. Waar nu de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 281