27 Juni 1896.
287
dat de houten schutting tusschen de perceelen,
sectie A, nos. 4933 en 4593, ten allen tijde
hare tegenwoordige hoogte, zijnde 2 M. boven
het perceel, sectie A, n°. 4593, moet behouden
en de gemeente Breda belast blijft met het
gelieele onderhoud dier schutting, terwijl de
koopers sub b de bevoegdheid zullen hebben,
om tegen die schutting vruchtleiboomen te
plaatsen
dat het door den kooper sub in eigendom
te aanvaarden gedeelte van het perceel, sectie
A, n°. 4953, wordt belast met de erfdienstbaar
heid van waterleiding, door middel van een
ondergrondsch riool ten behoeve van de af
watering van de openbare straat, genaamd
»Bleekstraat", en van een dito zijriool van het
perceel gemeente Breda, sectie A, n°. 4790;
zullende de eigenaar alle aan dat riool te doene
herstellingen en opgravingen moeten gedoogen,
zonder daaromtrent eenige aanspraak op schade
vergoeding te kunnen doen gelden
dat door de koopers of hunne rechtverkrij
genden op den gekochten grond nimmer ach
terwoningen, bergplaatsen van lompen, beende
ren of andere voor de gezondheid schadelijke
stoffen zullen mogen worden opgericht, noch
in de op dien grond te stichten gebouwen het
bedrijf van herbergier, koffiehuis-, bierhuis-,
logementhouder of dergelijke mogen worden
uitgeoefend
dat, wanneer de koopers of hunne rechtver
krijgenden aan een der hiervoor gestelde voor
waarden niet mochten voldoen, zij, na op hunne
kosten in gebreke te zijn gesteld, voor eiken
dag verzuim eene boete zullen verbeuren van
één gulden ten behoeve der gemeente;