290
27 Juni 1896.
De voorzitter dankt heeren stemopnemers voor het
door hen als zoodanig verrichte.
10. Schrijven van den heer districts-schoolopziener te
Breda in zake de uitbreiding der openbare lagere scholen
in deze gemeente, met toelichtenden staat en prae-advies van
burgemeester en wethouders.
Voorbedoeld schrijven en prae-advies zijn bereids opge
nomen in de raadsnotulen, respectievelijk van 30 Mei en 13
Juni 1896.
De voorzitter zegt, dat dit onderwerp in de laatste ver-
vergadering is aangehouden en stelt de zaak thans opnieuw
aan de orde.
De heer Van Dam doet zich kennen als een groot voor
stander, dat in het staatsorganisme de individuen en collegiën
zich houden binnen den kring, waarin zij zich bewegen.
Spreker is alzoo tegen elke usurpatie van macht, boe goed
de bedoeling overigens moge zijn. Waar deze bemerkingen
in het algemeen gelden, strekken zij zich ook uit tot het
onderwerpelijk schrijven van den districts-schoolopziener, en
hoe groot diens belangstelling voor de stad zijner inwoning
ook moge zijn, gelooft spreker, dat de districts-schoolopziener
zich in deze niet tot den raad van Breda had bchooren te
wenden. De districts-schoolopziener kan aan den raad inlich
tingen vragen, zich met andere autoriteiten in contact stellen,
doch de raad is niet verplicht aan dien ambtenaar rekenschap
te geven van zijne handelingen of hem cenige mededeelingen
dienaangaande te doen. Art. 18 der wet tot regeling van
het lager onderwijs zegt o. m., dat de besluiten van den
gemeenteraad betreffende het getal der scholen aan gedepu
teerde staten zullen worden medegedeeld. Zoo gedeputeerde
staten het getal der scholen onvoldoende achten, bevelen zij,
gehoord den inspecteurdoch niet den districts-schoolopziener,
L