25 J vu 1896.
Tot dit laatste wordt besloten, zoodat niet ingang
van 1 Augustus 1896 opnieuw zijn benoemd tot
leden der commissie voor liet stads-teekeninstitiu.t
te Breda de heeren Jhr. F. Backer, J. M. Marijnen
on J. W. C. Beelenkamp, en zulks voor den gewonen
tijd van zitting.
3. Circulaire van den lieer commissaris der koningin in
IS!oord-Brabant, d.d. 3 Juli 1896, A, n°. 20, lste afdeeling,
lste bureau, houdende mededeeling. dat met 31 December
van dit jaar de helft van het getal leden van het college
van zetters in deze gemeente behoort af te treden volgens
den daarvan bestaanden rooster en dat door den raad vóór
1 September e.k. eene opgave behoort te worden ingezonden
bevattende het dubbel van het aantal te benoemen leden,
onder opmerking, dat uit de opgave duidelijk behoort te
blijkenwie als lste en wie als 2de candidaat voor elke plaats
wordt aanbevolen en dat het stellen van een 2den candidaat
niet mag worden beschouwd als eene formaliteit, waaraan
weinig waarde is te hechtenook omdat bij ontslag tusschen-
tijds of bij overlijden van een zettereene nieuwe benoeming
kunne gedaan worden uit de eerst ingezonden opgave.
De voorzitter stelt dit schrijven aan de orde en vraagt
of de raad bereid is tot de keuze van candidaten over te
gaan.
De heer Rombouts wenscht naar aanleiding van den inhoud
van dat schrijven voor te stelleno n het te verzenden naar
burgemeester en wethouders, onder uitnoodiging aan den
raad eene opgave van personen ter aanbeveling over te
leggenook vooralomdat de opgaven van de tweede can
didaten van zooveel gewicht worden geacht. Als men eene
aanwijzing krijgt van burgemeester en wethouders, wordt
de keuze van candidaten voor den raad veel gemakkelijker.
De raad zich met dit voorstel vereenigende, wordt
dienovereenkomstig besloten.