300 25 Juli 1890. 7. Namens burgemeester en wethouders wordt door den voorzitter aangeboden de rekening dezer gemeente over 1895 met bijlagen, bedragende: de ontvangstenf 570 939.09 de uitgaven 546 982.21 zoodat de rekening sluit met een batig slot van f 23 956,88. De rekening uit liet legaat van wijlen dr. L. F. W. van Cooth bedraagt in ontvangst f 14 347,635 en in uitgaaf 16199,065 sluitende die rekening alzoo met een na- deelig slot vanI 851,43, welk nadeelig slot begrepen is in de gemeente-rekening. De voorzitter verzoekt den raad eene commissie van drie leden uit zijn midden te willen benoemen tot onderzoek van gemelde rekening. De lieer Reigersman geeft in overweging, dat de voor zitter die commissieleden zal aanwijzen. De voorzitter meent, dat daartegen bezwaar bestaat, omdat liet hier geldt de eigen rekening van burgemeester en wet houders. De heer Reigersman deelt dat bezwaar niet, wanneer, zooals steeds gebruikelijk is, de commissieleden door den voorzitter worden aangewezen op verlangen van den raad. Nadat de raad zijn verlangen alsnu heeft te kennen gegeven, dat de commissieleden door den voorzitter zullen worden aangewezenworden door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 300