8 Augustus 1896. Vóór stemden de heeren Sassen, Van Aken, Verschraage, Heijlaerts, Rees, Lijdsman, Mathon, Van Dongen, Nelissen en Van Hal. Tegen waren de heeren IngenHousz, Van Dam, Teychiné, Rombouts, Scheltus, Vreede en de voorzitter. Zoodat besloten is aan het bestuur der Zuid-Ne- derlandschè stoomtramweg-maatschappij, gevestigd te Bredaonderhands in koop af te staan drie op stam staande doch tot onmiddellijke rooiing bestemde hoornen aan den Haagweg onder deze gemeente en de gemeente Prinsenhage, voor eene som van veertig gulden. 10. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het door den heer districts-sclioolopziener aan zijne excellentie den minister van binnenlandsche zaken en aan heeren ge deputeerde staten van Noord-Brabant gericht schrijven, betrekkelijk het lager onderwijs in deze gemeente. Bedoeld prae-advies luidt als volgt: »In uwe vergadering van den 25sten Juli 1896 werden ter «tafel gebracht twee missives van de gedeputeerde staten dezer «provincie, gedagteekend 13 en 20 Juli 1896. G, nos. 46 en »35, 2de afdeeling, 3de bureau, beide geleidende, ter fine «van bericht en raad, een gelijkluidend schrijven van den «heer schoolopziener in het district Bredagericht aan Z. E. «den minister van binnenlandsche zaken en heeren gedepu- «teerde staten van Noord-Brabant, met betrekking tot vermeend «gebrek aan ruimte in de openbare volksscholen te Breda. «Besloten werd de genoemde missive in onze handen te «stellen, ten einde den raad ten deze voor te lichten. «Dientengevolge hebben wij de eer U te doen kennen het «volgende «Het hoofdpunt in het schrijven van den heer districts- «sclioolopziener is, dat niet voldoende voorzien wordt in de «behoefte aan kosteloos onderwijs.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 322