8 Augustus 1896. 327 In dat geval verklaart de heer Rombouts te zullen stemmen tegen het toekennen van pensioen, wijl niet voldaan is aan de bepaling van art. 5 der betrekkelijke pensioenverorlening. De voorzitter meent, dat hieraan wel voldaan is. De geneeskundigen, daartoe door den kantonrechter benoemd en beëedigd, hebben een verslag omtrent het door hen ingesteld onderzoek uitgebracht. De heer Van Dam zegt, dat uit de geneeskundige verklaring niet' blijkt, dat adressant voortdurend, voor zijne betrekking ongeschikt is; alleen wordt daarin gewaagd van zijne tegen woordige ongeschiktheid. Bezwaarlijk zal de gemeente der halve thans pensioen kunnen verleenen. Spreker geeft alzoo in overweging de beslissing voorloopig aan te houden en later een nieuw geneeskundig onderzoek te doen instellen, te meer, omdat ook de geneesheeren, blijkens hun verslag, eene nieuwe observatie noodig achten. De heer Rombouts gunt adressant het pensioen van harte, doch wenscht een nieuw onderzoek te doen instellen op kosten der gemeente. Waarschijnlijk zal dit onderzoek kunnen leiden tot eene betere beslissing. De voorzitter herhaalt, dat de geneesheeren. die het onderzoek hebben verricht, aan hunne opdracht krachtens de bepalingen der pensioenverordening hebben voldaan, zoodat een nieuw onderzoek geheel overbodig moet worden geacht. De heer Sassen verklaart zich tegen het doen instellen van een nieuw geneeskundig onderzoek, omdat dit er toe zou kunnen leiden, dat twee tegenstrijdige verklaringen werden uitgebracht, hetgeen het nemen eener beslissing niet zou vergemakkelijken. Spreker wijst er verder op, dat doctor Bossers hem heeft verklaard, dat Drasser voor zijne betrekking totaal ongeschikt is, hem tevens machtigende, deze verklaring aan den raad mede te deelen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 327