328
8 Augustus 1896.
De heer Van Hal wenscht in het midden te brengen, dat,
wanneer een agent ziek wordt, zooals Prasser, de gemeente
daardoor iemand in haren dienst mist en toch genoodzaakt
is de volle wedde uit te betalen. Die ziekte kan wel 10 jaar
duren. Het zal altijd moeielijk zijn eene pertinente verklaring
te geven, dat iemand voortdurend ongeschikt is, omdat de
kunst tegenwoordig ver gaat. Met de bedoeling behoort
echter rekening te worden gehouden.
Het rapport van de commissie voor het pensioenfonds wordt
alsnu in stemming gebracht en aangenomen met 16 tegen
1 stemmen.
Vóór stemden de heeren IngenHousz, Sassen, Van Aicen,
Van Dam, Verschraage, Teychiné, Heijlaerts, Scheltus
Rees, Lijdsman, Matron, Van Dongen, Nelissen, Van Hal,
Vreede en de voorzitter.
Tegen was de heer Rombouts.
Zijnde alzoo besloten aan Jacobus Prasser, eervol
ontslagen agent van politie, een pensioen toe te
kennen ten laste van het gemeentelijk pensioenfonds,
tot een bedrag van f 248,per jaar, te rekenen
van 1 Juni 1896 af.
De voorzitter sluit de Openbare vergadering, welke
alsnu overgaat in eene met gesloten deuren.
De secretaris,
De voorzitter,