1 September 1896.
Belasting op de honden.
Staat betreffende liet primitief kohier
f 184,50.
- 86.—.
lste aanvullingskohier
Schoolgelden.
gewoon lager onderwijs f 16,20
Staat meer uitgebreid idem - 56. f 84,70.
middelbaar onderwijs - 42,50
met bepaling, dat de rekening, met de daartoe behoorende
bescheidenaan de gedeputeerde staten dezer provincie ter
definitieve vaststelling zal worden toegezonden.
De heer Van Dam alsnu het woord gevraagd en ver
kregen hebbende, wenscht de aandacht van burgemeester
en wethouders te vestigen op het onbehoorlijk rijden in deze
gemeente door sommige wielrijders. Waar de raad in zijne
vorige vergadering in het belang der publieke veiligheid
besloot tot het rooien van hoornen, meent spreker, dat ook
hetzelfde belang medebrengt, wanneer aan het door hem
besproken punt de noodige aandacht werd geschonken. Over
het feit zelf gelooft spreker geen tegenspraak te zullen
ontmoeten, omdat het van algemcene bekendheid is, dat op
sommige punten door wielrijders veel te hard gereden wordt.
Hoofdzakelijk zijn het de boodschapjongens en de zoogenaamde
uitwonende Zondagsrijders, die zich aan dit euvel schuldig
maken. Er is eene bepaling in de politie-verordening
luidendedat bij het inrijden van straten met geen grootere
snelheid mag worden gereden dan die van een gewonen
voetganger, en zijn sprekers informatiën juist - dan is
ter zake van deze overtreding nog geen enkel proces-verbaal
opgemaakt, zoodat de politie-verordening op dit punt niet
wordt nageleefd. Het is toch voor iedereen duidelijk waar
neembaar, dat vele wielrijders bij het in- en uitrijden van
straten eene grootere snelheid hebben dan die van een
gewonen voetganger, en waar de redactie van de betrek
kelijke bepaling in de politie-verordening aan duidelijkheid