1 Septemiseii 1896. niets te wensclien overlaat, meent spreker daarop de aan dacht te moeten vestigen van burgemeester en wethouders en speciaal van den burgemeester als hoofd der politie. De voorzitter wijst erop. dat reeds menig proces-verbaal wegens overtreding der politie-verordening tegen wielrijders is opgemaakt. Inmiddels wil spreker dit punt gaarne bij burgemeester en wethouders ter sprake brengen en over wegen, in hoever eene wijziging der politie-verordening noodzakelijk is. De heer Van Dam meentdat de politie-verordening daartoe geene verandering behoort te ondergaan, omdat de verordening op dat punt volkomen duidelijk is. Spreker heeft nog gisteren aan het parket van liet., kantongerecht geïnformeerdalwaar hem de verzekering is gegevendat tot op dat oogenblik geen proces-verbaal wegens de hier- bedoelde overtreding was ingekomen. Het is niet genoegzaam processen-verbaal op te makenmaar deze moeten ook ter vervolging worden aangeboden, opdat eene veroordeeling zou kunnen worden uitgesproken. De voorzitter belooft den vorigen sprekerdat aan het door hem besproken punt de noodige aandacht zal worden geschonken, in verband met de vraag, of ook niet eene bepaling noodig is omtrent het snelle wielrijden in de straten zelve, waarin niet voorzien is. Verder wordt dit onderwerp niet besproken. De voorzitter sluit de openbare vergadering, welke alsnu overgaat in eene met gesloten deuren. De Secretaris, De Voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 343