24 October 1896.
373
l. Naar aanleiding van liet dezer dagen plaats gehad
hebbend ongelukwaardoor een der werklieden van de ge
meente-reiniging, tijdens hij in dienst was, het leven verloor,
wijst de voorzitter op het groote nut van de verzekering
der bij de gemeente in dienst zijnde werklieden tegen de
geldelijke gevolgen van ongelukken. Dat nut, hetwelk reeds
vroeger, bij ziekte, gebleken was, heeft zieh thans op bij
zondere wijze doen kennen. De verongelukte laat eene
weduwe na met zes kinderen.
Ten behoeve van dezen werd door de maatschappij direct
uitbetaald f 850,—, namelijk 000 maal het daggeld van den
werkman.
De betrokken maatschappij, zijnde »dc Onderlinge" te
s Gravenliageverdient een woord van lof voor haar flink
en loyaal handelen, dat hij het gemeentebestuur de meeste
tevredenheid gewekt heeft.
De heer BloeSïarts vraagt, ook in verband met de ge
ruchtendie daaromtrent do ronde doen, of in dit geval wel
aan een ongeluk moet gedacht worden en of er niet eene
bijzondere omstandigheid is geweestwaaraan het ongeval
is toe te schrijven. Naar het schijnt, moet de ondoelmatige
inrichting van den hok in hoofdzaak de reden van het
ongeval zijn.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de betrokken wagens
der gemeente-reiniging niet voorzien zijn van een bok. Er
is slechts een plankje aan bevestigd, hetwelk dient tot op
berging van een of ander voorwerp. Aan de voerlieden is
ten strengste verboden daarvan als zitplaats gebruik te
maken, doch dat verbod wordt wel eens overtreden.
De heer Hetjlaerts het ongeval nader toelichtende, wijst
eropdat de> val niet hoog genoeg was, om, den dood te
veroorzaken, zonder bijkomende omstandigheden. Spreker,
die den overledene geneeskundige hulp heeft verleend, zegt,