380 24 October 1896. «door dezen ambtenaar aan personeele belasting, voor wat »<le drie eerste grondslagen betreft, wordt betaald. «Ook deze ambtenaar is gehouden eene woning te be- «trekken hem door de gemeente aangewezen, tengevolge «waarvan hij stellig meer belasting moet betalen dan bij «zou verschuldigd zijn, indien hij naar vrije keuze kon wonen. «Bovendien werd dergelijke verhooging reeds daarom billijk «geacht, omdat bij de regeling van de jaarwedde van dien «ambtenaar in 1895 is aangenomen, dat de destijds door «hem genoten vrijdom van bovenbedoelde belasting zoude «blijven bestaan. (Zie notulen '1895, blz. 245, en notulen «1896, blz. 201). «Die vrijdom is later ter wille van het uniformiteits-beginsel «wel opgeheven, doch niet dan met in uitzichtstelling, dat «door traktementsverhooging daarvoor schadeloosstelling zoude «worden verleend. SÏFitvangsten. «Volgnummer 13, hoofdstuk II, afd. IV, art. 3, litt. a. ytlleffing van marktgelden. «In eene afdeeling werd luit door enkele leden wenschelijk «geacht, over te gaan tot herziening van de op dat stuk «geldende verordening, speciaal ten einde daaruit te doen «vervallen den aan verkoopers van groenten en fruit ver- «lecnden vrijdom, voor welken men "geen voldoenden grond «aanwezig acht. «Volgnummer 44, hoofdstuk IV, art. 13a. Ontvangst der gemeentelijke gasfabriek. «In eene der afdeelingen werd door een lid de wensch «uitgesproken, dat spoedig een voorstel worde ingediend lot «afschaffing van de huur der gasmeters en tot verlaging van «den gasprijs met 1 cent per kubieken meter, daar de gas- «ineters niet dienen ten bate van de gasverbruikersmaar «uitsluitend ter controle, dus ten bate der gemeente, terwijl «het voorts onbillijk is de gasverbruikers zoo aanzienlijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 380