888 11 November 1896. «het politiekorps zeer wenschelijk achtten, omdat, vooral de «buitenwijken der gemeente met het tegenwoordig politie- «personeel slechts onvoldoende kunnen worden bewaakt, eene «meening, die ook in eene andere afdeeling door sommige «leden werd uitgesprokenwas men in eene derde afdeeling «algemeen gekant tegen eene bovenmatige opvoering van de «kosten der politie, gelijk zij thans wordt voorgesteld. «Men noemde in die afdeeling het voorgestelde bedrag van «ƒ27 177,30 voor eene gemeente als Breda met slechts 25 000 «inwoners en eene oppervlakte van 280 hectaren bovenmatig, «indien men in aanmerking namdat te 's-Hcrlogenbosch «met eene bevolking van 29 000 inwoners en eene opper- «vlakte van 1700 hectaren, wordt volstaan met een bedrag «van f 26 646,785, waaronder nog is begrepen eene som voor «verzekering van het personeel der politie tegen ongelukken «en invaliditeit, die te Breda, helaas! wordt gemist, en dat «te Tilburg, met nog meer inwoners en nog grootcr opper vlakte de politie slechts ƒ17 000,kost, terwijl toch niemand «zal beweren, dat de politie in die beide gemeenten niet «voldoende is geregeld of beneden de Bredasche moet ge- «rangschikt worden. .«Afgezien van de vraag, of de kosten voor de politie al «dan niet moesten worden verhoogd, gingen in alle afdeelingen «vele stemmen op tegen de voorgestelde aanstelling van een «tweeden inspecteur. «Men was voor het meerendeel van oordeel, dat het thans «met de controle belaste personeel, bestaande uit een inspecteur «en vijf hoofdagenten, voor dat doel toei'eikend was engeene «uitbreiding behoeft. «Sommige leden zouden verbetering van het toezicht veeleer «verwachten van de aanstelling van twee agenten dan van «de aanstelling van een inspecteur. «Was echter de benoeming van een tweeden inspecteur «bepaald noodzakelijk, dan ware het in allen gevalle, naar de «meening van eenige leden, meer gewenscht, met het oog «zoowel op de zuinigheid als op de billijkheid tegenover den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 388