11 November 1896. 391 Overeenkomstig het vorenstaand antwoord wordt de betrokken post met f 50,verhoogd. «Volgnummer 63, hoofdstuk I. art. 13, litt. c. Jaarwedde Dvan den opzichter der beplantingen. «In eene afdeeling hadde men gaarne de jaarwedde van »den opzichter der beplantingen verhoogd gezien, ten einde «daardoor dien ambtenaar schadeloos te stellen voor het «gemis van vrijdom van de personeele belasting voor wat «de drie eerste grondslagen betreft, welke vrijdom door hem «werd genoten tijdens hij in den watertoren woonde, dóch «is vervallen sedert hij de nieuwe voor hem gestichte woning «heeft betrokken. «Men was van oordeel, dat de billijkheid die verhooging «gebiedt, waar men een ambtenaar verplicht te wonen in «een huis, waarvoor hij stellig meer belasting verschuldigd «is dan hij zou hebben te betalen, indien hij eene woning «naar zijne vrije keuze kon betrekkenterwijl men het «evenzeer met de billijkheid in strijd achtte een ambtenaar, «die vroeger dien vrijdom genoot en wiens toenemende werk- «zaamheden veeleer eene verliooging van jaarwedde schenen «te wettigen, voor zwaardere lasten te plaatsen." Antwoord. «Burgemeester en wethouders geven in overweging de «jaarwedde van den opzichter der beplantingen met f 50, «te verhoogen en in verband daarmede art. '2 der verordening «van den 10don October 1891, regelende den rang, het getal, «de bezoldiging en de wijze van benoeming van de ambte snaren en bedienden voor den dienst der gemeentewerken, «de plantsoenen, de havens en wateren, en de algemeene «begraafplaats, voor zoover betreft de jaarwedde van den «opzichter der beplantingente wijzigen." Eene verhooging van den onderwerpelijken post met f 50,en wijziging dientengevolge van art.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 391