11 November 1896, 403 Kloor dezen ambtenaar aan personeele belasting, voor wat »de drie eerste grondslagen betreft, wordt betaald. »Ook deze ambtenaar is gehouden eene woning te be- J strekken hem door de gemeente aangewezen, tengevolge waarvan hij stellig meer belasting moet betalen dan hij «zou verschuldigd zijn, indien hij naar vrije keuze kon wonen. «Bovendien werd dergelijke verhooging reeds daarom billijk «geacht, omdat bij de regeling van de jaarwedde van dien «ambtenaar in 1895 is aangenomendat de destijds door «hem genoten vrijdom van bovenbedoelde belasting zonde «blijven bestaan. (Zie notulen 1895, blz. 245, en notulen «1896, blz. 201.) «Die vrijdom is later ter wille van het uniïormiteits-beginsel «wel opgeheven, doch niet dan met in uitzichtstelling, dat «door traktementsverhooging daarvoor schadeloosstelling zoude «worden verleend." Antwoord. «Burgemeester en wethouders geven in overweging aan «den directeur der gemeente-reiniging toe te kennen eene «jaarlijkschepersoneele toelage van f 50,in te gaan op «den dag, dat hij de voor hem bestemde woning zal be- «trekken. Daartoe is niet noodig het wijzigen der verordening «van 25 April 1896. (Gemeenteblad n°. 3.)" Het voorstel van burgemeester en wethouders tot toekenning eener jaarlijksche personeele toelage van f 50,aan den directeur der gemeente-reiniging wordt zonder bedenking goedgekeurd en het betrok ken artikel dienovereenkomstig gewijzigd. Ontvangsten. «Volgnummer 13, hoofdstuk II, afd. IV, art. 3, litt. a. Heffing van marktvelden. «In eene afdeeling werd het door enkele leden wenschelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 403