1 Februari 1896.
41
Met betrekking daartoe wordt gelezen de volgende missive
sin Uwe vergadering van den 3,len Juni 1893 werd beslo-
«ten, om de betrekking van directeur dei' waterleiding tijdelijk
sop te dragen aan den directeur der gasfabriek, terwijl in
sUwe vergadering van den 12(len Augustus 1893 werd vast-
sgesteld de verordening, regelende de samenstelling en den
swerkkring der commissie voor de waterleiding te Breda,
swaarin wordt bepaald, dat zij van kracht blijft drie maanden
•>ma het einde van het tweede exploitatiejaar.
sDat einde is primo April 1896.
sDaar alzoo de tijd nadert dat deze aangelegenheid behoort
sgeregeld te zijn, heeft eene gecombineerde vergadering
splaats gehad van de commissie voor de gasfabriek en de
scommissie voor de waterleiding (welke laatste bestaat, zooals
sU bekend is, uit burgemeester en wethouders, bijgestaan
sdoor de bestaande commissieleden), in welke vergadering
shet vraagpunt aan de orde werd gesteld, of al dan niet de
sbetrekkingen van directeur der gasfabriek en waterleiding
szouden vereenigd blijven.
sVan alle zijden werd dit vraagpunt bezien, en met nauw-
gezetheid werd overwogen, wat het meest was in het
sbelang van den dienst en van de gemeente, van welk een
sen ander de slotsom was, dat besloten werd tot hetgeen
svervat is in ons volgend voorstel
1°. »om de betrekkingen van directeur der gasfabriek en
«waterleiding in één persoon vereenigd te doen blij-
sven; en
2°. som, met ingang van 1 April 1896, den heer P. W.
«Paijens, directeur der gasfabriek, definitief ook te
sbenoemen tot directeur der waterleidingeen en
sander onder de bestaande voorwaarden.
«Namens de vereenigde commissiën:
»ED. GULJÉ, voorzitter.
»A. R. VERMEULEN, secretaris