'28 November 1896. 43l De heer Bloem arts wil niet ontkennendat de bewuste boornen later misschien iets kunnen worden, doch thans is daarvan nog weinig te bespeuren. Wanneer verbeteringen moeten worden aangebracht, behoort men flinke maatregelen te nemen en vooral bij den aankoop van jonge boomen niet te letten op een klein bedrag, wanneer dit voor de toekomst nadeel kan veroorzaken. In dit geval acht spreker het nood zakelijk dat de hoornen door andere worden vervangen. De heer Sassen wenscht het goede te behouden en ver klaart vertrouwen te stellen in het rapport van den heer Waals. De heer Reigersman wijst erop, dat in'het rapport van de hicrbedoelde boomen wordt gezegddat ze eene besten dige groeikracht bezitten. Waar deze verklaring is gegeven door een deskundige, mag de raad daarop niet reageeren. De heer Rombouts geeft den heer Bloemarts in overwe ging hieromtrent een nader advies te vragen van den opzichter der beplantingen. De heer Bloemarts kan zich daarmede wel vereenigen en verklaart zich bereid in dat geval zijn voorstel in te trekken. Spreker constateert echter het feit. dat in de Mauritsstraat de boomen een slecht aanzien hebben. De heer Reigersman wijst erop, dat een boom in ont wikkeling toeneemt, naarmate hij ouder wordt. In de Mau ritsstraat is de beplanting van lateren tijdzoodat de boomen aldaar niet met die van andere straten mogen vergeleken worden. De heer Van Dam begrijpt de bedoeling van het voorstel niet, nu door een der wethouders in overweging wordt ge geven, om het terug te zenden naar den opzichter der be plantingen ter bekoming van nader advies. Van den heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 431