444 22 November '1896. bracht. Vermindering van den waterprijs acht spreker ratio- neeler dan afschaffing van de meterhuur. De heer Van Hal meent, als lid der betrokken commissie zich niet te mogen onthoudenom zijne stem te motiveeren. In de commissie-vergadering waren de meeningen ten op zichte van het voorstel verdeeldhetgeen door spreker nader wordt uiteengezet. Spreker wenscht het voorstel geheel concreet te beschouwen en meent, dat het niet aangaat te beweren, dat afschaffing der huur van de watermeters ook afschaffing van die der gasmeters moet ten gevolge hebben. Een terugblik werpende op de totstandkoming der water leiding, kan worden verklaard, dat die met de grootste be langstelling werd ontvangen. Spreker wijst verder op de resultaten, in het korte tijdsverloop sedert de oprichting verkregen, en acht het eene onbillijkheid dat de lasten geheel gedragen worden door hen, die het eerst van hunne belang stelling hebben doen blijken. Het betalen der kosten van controle en perceptie voor het gebruik der watermeters druischt in tegen de beginselen der staathuishoudkunde. Eindelijk erkent spreker het groote nutom ook den water- prijs te verlagen, doch nu dit nog niet is geschied, wil hij de waterverbruikers ontheffen van de meterhuur en ziet er geen bezwaar in daarvoor een offer te brengen van f 2600, hetwelk in korten tijd door meerdere aansluitingen zal worden terugontvangen. De heer Rombouts begint met voorop te stellendat bij de particuliere aanvrage om concessieindertijd gedaan door de heeren Scheltus c.s. het getal aansluitingen in deze gemeente was berekend op 5000. Neemt men in aanmer king, dat thans slechts 2915 woningen zijn aangeslotendan bedraagt het getal achtergeblevenen ruim 2000. Spreker vindt het niet rationeel om de eersten nog langer te laten boeten voor de achterblijvers. Waarom eerst de meterhuur afgeschaft?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 444