446 "28 November 1896. artikel; afschaffing van de huur der gasmeters zou sprekers goedkeuring niet wegdragen. De heer Bloemarts verklaart met belangstelling de dis- cussiën te hebben gevolgd, doch daardoor niet tot eene andere overtuiging te zijn gekomen dan die, welke hij zich na rijp beraad van de zaak gevormd heeft. De argumentendie gebezigd worden voor de afschaffing der meterhuur, noemt spreker twee in getal. Als eerste argument wordt gewezen op de onbillijkheid, om de controle der meters, door de gemeente gesteld, ten laste der water verbruikers te brengen en op de tweede plaats wordt het niet billijk genoemd, dat het water, door de gemeente ten algemeenen nutte gebezigdten laste komt van de water verbruikers. Het eerste argument acht spreker zeer zwak. Wanneer het beginsel juist is, waarom dan de meterhuur ten behoeve van het gasverbruik nog langer gehandhaafd. Men noemt het ééne luxe en het andere hygiëne, doch de omstandigheid, dat juist de mindere man in voldoende mate bij de water leiding is aangesloten, is oorzaak, dat de waarde van het voorstelwaar dit uit een hygiënisch oogpunt wordt aan bevolen, geheel vervalt. Bij de gegoede standen staat alleen het gemak op den voorgrond, niet de hygiëne. Velen worden van de aansluiting teruggehouden om verschillende bijoor zaken; weinigen om de duurte van het water. Wordt het tweede argument tot in de uiterste consequentie doorgevoerd, dan zou dit leiden tot staatscommunisme namelijk, dat allen uit dezelfde kas zouden eten, leven, enz. Spreker zou zich niet verzetten om een bedrag van 2600, zijnde de opbrengst der huur van de watermeters, van de begrooting te schrappen, onder voorwaarde, dat dan niet langer met papieren cijfers wordt geschermddoch daaren tegen de hoofdelijke omslag of de opcenten op het personeel worden verhoogd. De thans besproken kwestie is immers juist daaraan te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 446