60
29 Februari 1896.
onder de burgerlijke ambtenaren en als zoodanig aan het
rijkspensioenfonds zullen kunnen deelnemen.
De heer Scheltus wijst er op, dat volgens de thans be
staande verordening de commissaris van politie zich moet
verklaren vóór zijne indiensttreding. De nieuwe verordening
is nog niet aangenomen. Het komt spreker derhalve gewenscht
voor, om het voorstel aan te houden, totdat de beslissing
van den nieuwen titularis zal bekend zijn.
Wanneer door hem niet wordt deelgenomen, dan bestaat
het vooruitzicht, dat de gemeente later voor hetzelfde geval
zal komen te staan als hij den afgetreden commissaris. Hij
zou een belangrijk traktement genieten en de hooge regeering
zou de gemeente verplichten, hem een daarnaar geëvenredigd
pensioen toe te kennen.
Mocht de commissaris later kunnen deelnemen aan het
rijkspensioenfonds, dan zou daarin eene aanleiding kunnen
gevonden worden, om hem de vrijheid te laten, terug te
treden uit het fonds van gemeente-ambtenaren.
De heer Van Dam begrijpt het verband nietdat er
bestaat tusschen de regeling van het traktement en de al
of niet deelneming van den functionaris aan het pensioenfonds.
Moet die wedde daardoor meer of minder worden. Volgens
spreker moet de titularis eene belooning genieten, geëven
redigd aan de waardigheid van zijn ambt en de werkzaam
heden die hij te vervullen heeft in verband met de
verantwoordelijkheid en de plichten dier betrekking.
Hoewel de heer Scheltus principieel de waarheid van het
gesprokene door den vorigen spreker erkent, komt het hem
toch voor, dat de wedde minder behoort te zijn, wanneer
de commissaris niet aan het pensioenfonds deelneemt. De
gemeente kan zich dan op de eene of andere wijze voor een
later toe te kennen pensicen verzekeren.
De heer Bloemarts, ofschoon erkennende, dat in de argu-