61
29 Feèï:Üau! 1896.
menten van de beide vorige sprekers eenige waarheid is
gelegen, is van oordeel, dat in de redeneering van den heer
ScüELTUS toch eene kleine fout schuilt, omdat door hem te
veel het oog gevestigd is op hetgeen met den vorigen
titularis is geschied. Wanneer er eenige zekerheid bestond,
dat ditzelfde feit zich later zou herhalen, dan zou het door
den heer Scheltos aangevoerde wel eenige overweging
verdienen; doch de toekomst is op dit punt duister. Waar
bovendien aan den titularis bij de pensioen verordening de
vrijheid tot al of niet deelneming is toegekend, behoort de
raad die vrijheid te eerbiedigen en mag er geene pressie
worden uitgeoefend.
Weigert de commissaris deel te nemen, dan zal de raad
zich altijd op die weigeiing kunnen beroepen, wanneer die
ambtenaar zich later voor eenlg pensioen mocht aanmelden.
De heer RomcOüts zegt, dat men over de nieuwe veror
dening n >g niet kan spreken als over een fait accompli
omdat die verordening nog niet is vastgesteld. Volgens de
thans bestaande verordening heeft een ambtenaar bij ver
plaatsing naar elders geen recht op uitkeering of teruggaaf
van de gestorte gelden, hoe ook genaamd, doch bij de nieuwe
ontwerp-verordening is daarin voorzien en zijn de bijdragen
bij een diensttijd van 10 jaren niet verloren, als die ambtenaar
later naar eene andere gemeente gaat. Voor eene herhaling
van den toestand als met den vorigen titularis, behoeft men
dus niet te vreezen, wanneer de nieuwe verordening wordt
aangenomen. Zooals door den heer van Dam terecht is op
gemerkt, zegt spreker, behoort de raad zich alleen bezig te
houden met de vraag: welk salaris moet aan de betrekking
van commissaris van politie verbonden worden?
De heer Reigersman is van o a-deel, dat de Raad niet
gerechtigd is, thans te doen gelden de verklaring van den
commissaris van politie, mtrent het al of niet deelnemen
aan het gemeente-pensioenfonds. Op dit oogenbUk heeft de
raad slechts de jaarwedde van dien titularis te regelen.