62 29 Februari 1896. Het regelen dier jaarwedde behoort tot de taak der Koningin, zegt de voorzitter; de raad kan slechts zijn wensch te dien opzichte kenbaar maken. Het komt den heer Sciieltus voor, dat de nieuwe veror dening thans buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat die verordening nog niet is vastgesteld. Men zou anders de agenda moeten oinkeeren en het laatste punt het eerst in behandeling nemen. Volgens art. 3 van de bestaande ver ordening moet de commissaris van politie zich verklaren vóór zijne indiensttreding en aangezien de nieuwe titularis morgen in functie komt, is het heden de laatste dag, waarop hij als deelgerechtigde in het gemeentelijk pensioenfonds kan worden toegelaten. De mogelijkheid is. niet uitgesloten, dat de functionaris na enkele jaren invalide wordt, of wel hem een ongeval overkomt, waardoor hij ongeschikt wordt voor den dienst. Van hoogerhand zal dan wederom worden aangedron gen op het toekennen van een pensioen van gemeentewege. Spreker stelt derhalve voor, de regeling der jaarwedde aan te houden, totdat de beslissing van den commissaris in zake het pensioenfonds zal bekend zijn. Kan dit onderwerp niet worden aangehouden tot na de behandeling van het laatste punt der agenda, vraagt de heer Sassen. De heer Van Dam wijst er op, dat de kwestie omtrent de al of niet deelneming aan het gemeentelijk pensioenfonds met het thans in behandeling zijnde onderwerp niets te maken heeft. Het zou eene immoreele pressie zijn op den ambtenaar, wanneer de zaak om die reden werd verdaagd. De heer Sassen zegt, dat juist voor den commissaris van politie in de bestaande pensioenverordening eene uitzondering is gemaakt voor de verplichte deelneming. Deze titularis moet vóór zijne indiensttreding daaromtrent beslissen. Boven dien kan de zaak heel goed eenig uitstel dulden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 62