'29 Februari 1896.
63
De heer Van Dam verklaart volkomen in te stemmen met
den vorigen spreker, dat de raad niet gesaississeerd is, doch
de regeling der jaarwedde mag niet in verband worden ge
bracht met de al of niet deelneming van den commissaris
aan het gemeentelijk pensioenfonds.
Het komt den heer Bloemarts voor, dat de aanhangige
regeling moet afgescheiden blijven van hetgeen door den heer
Scheltus wordt gewenscht. Spreker vindt het niet den
rechten weg en niet met de waardigheid van den raad overeen
te brengen, om te trachten op dergelijke wijze eenigen dwang
op den functionaris uit te oefenen.
De heer Verschraage vraagt, of door het aanhouden der
regeling ook de indiensttreding van den nieuwen commissaris
wordt uitgesteld. Dit zou er toch uit moeten volgen, meent
spreker.
Het voorstel van den heer Scheltus wordt niet vol
doende ondersteund, waarna het voorstel van burge
meester en wethouders in stemming wordt gebracht
en aangenomen met 15 tegen '1 stemmen.
Vóór stemden de heeren Teyciiiné, Verschraage, Ingen-
Housz, Vreede, Heijlaerts, Van Dam, Bloemarts, Rombouts,
Van Aken, Sassen, Lijdsman, Mathon, Van Dongen, Reigers
man en de voorzitter.
Tegen was de heer Scheltus.
8. Adres in dato '21 Februari 1896 van Cornelis Mol te
Breda, daarbij, onder overlegging eener situatie-teekening,
tegen billijken prijs in koop verzoekende den kelder, toebc-
hoorende aan de gemeente en zich bevindende onder het
perceel van adressant, gelegen aan de Boschstraat, kadastraal
bekend gemeente Breda, sectie B, n°. 1859.