80 7 Maart 1896. «De ondergeteekende heeft de eer de navolgende wijzigingen »in de ontwerp-verordening tot regeling van de pensioenen «der gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen »aan de goedkeuring van Uwen Raad te onderwerpen: »1°. Art. '28. Tusschen de woorden «korting" en «bedraagt" van 4 te voegen «voor de bestaande ambtenaren", «zoodat 4 gelezen wordt doorgaande korting voor de bestaande ambtenaren ^bedraagt vijf ten honderd van het bedrag, waarop de bafloopende korting niet is of niet meer wordt toegepast. «2°. 5 te veranderen in 6 en 6 te veranderen in 7 en onder 5 te openen een nieuw artikel van den «volgenden inhoud «Foor de ambtenaren, aangesteld na het jaar 1804 en •»den leeftijd van 35 jaren hebbende bereikt, en voor hen, y>die in den vervolge tot eene gemeente-betrekking worden benoemd en den leeftijd van 35 jaren hebben bereikt, y>bedraagt de doorgaande korting zes ten honderd van het y>bedrag, waarop de afloopende korting niet is of niet meer wordt toegepast. «3°. In den staat, behoorende bij art. 2 van de pensioen sverordeningook op te nemen de leeraren van de lioogere «burgerschool en het gymnasium, die bij hunne benoeming «niet aangezocht zijn om deel te nemen aan het pensioenfonds." Het lid van den raad der gemeente Breda, J. J. L. TEYCHINÉ. «Memorie van toelichting." ■»NJS. 1 en 2. Meermalen komt het voor, dat personen op «lioogeren leeftijd tot eene gemeente-betrekking worden «benoemdwaarvan het door hen te genieten pensioen wordt «geregeld naar de dienstjaren bij de gemeente doorgebracht «doch daar dergelijke ambtenaren, wat betreft het pensioen «voor hunne weduwen en weezen, zooals de pensioenveror-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 80