84 7 Maart 1896. eene volgende vergadering aan te houden, ten einde alsnog te kunnen overwegen in hoever het gewenseht is andere niet daarbij genoemde ambtenaren in den staat op te nemen. Het betrokken artikel wordt hierop goedgekeurd. Art. 3. De commissaris van politie kan zich aanspraak op pensioen op denzelfden voet als de overige gemeente-ambtenaren verzekeren, indien hij binnen den tijd van drie maanden na zijne indiensttreding aan burgemeester en wethouders eene gedagteekende verklaring overlegt, waarhij hij zich aan de verbintenisssen, uit deze verordening voortvloeiende, onder werpt. Na eene. korte toelichting van den voorzitter omtrent het doel der door burgemeester en wethouders voorgestelde wijziging, wordt het artikel goedgekeurd. Art. 4. Ouderdomspensioen wordt verleend aan eervol ontslagen ambtenaren, wanneer zij den ouderdom van vijf en zestig jaren vervuld hebben, ongeacht het tijdstip waarop het ontslag is ingegaan, indien zij minstens een termijn van 10 jaar of langer onafgebroken in dienst van de gemeente hebben doorgebracht. Voor hen, die aan deze laatste voorwaarde hebben voldaan en bovendien de gemeente gedurende een of meer kortere termijnen dienden, komen ook deze als diensttijd in rekening. Voor de ambtenaren van politie is een leeftijd van 60 jaren voldoende. Ook onafgebroken diensttijd als tijdelijk ambtenaar, onmid dellijk voorafgegaan aan het tijdstip, waarop een vaste aan stelling werd verkregen, wordt als diensttijd in rekening gebracht,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 84