7 Maart 1890.
85
Mede wordt ouderdomspensioen verleend, wanneer de amb
tenaren gedurende 40 jaren een of meer ambten of bedieningen
hebben waargenomen.
De heer Reigersman vraagt, of het niet wenschelijk zou
zijn, om alinea 3 van dit artikel te doen vervallen.
Door burgemeester en wethouders is hierop eene wijziging-
voorgesteld, zooals reeds uit de voorlezing blijkt, zegt de
voorzitter.
De heer Bloemarts, aan eene kleine vergissing denkende,
geeft in overweging om in de eerste zinsnede het woord
«ouderdom" te doen vervangen door «leeftijd."
Met inachtneming van vorenstaande bemerking
en van de wijziging door burgemeester en wethouders
in de derde alinea aangebracht, wordt het artikel
goedgekeurd.
Art. 5.
Invaliditeitspensioen wordt verleend aan eervol ontslagen
ambtenaren
a. wanneer zij na tienjarigen onafgebroken dienst dooi-
ziels- of lichaamsgebreken voortdurend voor hunne
bediening ongeschikt zijn geworden
b. wanneer zij in of door de uitoefening hunner bediening,
hetzij tengevolge van gewelddadigheid, hetzij van ge
vaarlijke dienstverrichtingen, wonden of gebreken
bekomen, die hen volstrekt ongeschikt maken voor den
dienst.
Hij, die invaliditeitspensioen geniet, kan geen aanspraak op
ouderdomspensioen doen gelden.
Wordt zonder bedenking goedgekeurd,