7 Maart 189(5.
Art. 6.
De invaliditeit moet, om recht te geven op pensioen, worden
geconstateerd door twee door burgemeester en wethouders
te benoemen geneesheeren. Tevens zal ten genoegen van
burgemeester en wethouders moeten blijken, dat de bekomen
ziels- en lichaamsgebreken niet aan de schuld of aan de
onvoorzichtigheid van den ambtenaar zijn te wijten, en moeten
worden uitgemaakt, in hoeverre de in artikel 5 sub bedoelde
oorzaken geacht moeten worden aanwezig te zijn.
Telkens na verloop van drie jaar kan door burgemeester
en wethouders overlegging van eenc nieuwe geneeskundige
verklaring worden verlangd. Herstel van de ziekte of van de
gebreken, die aanleiding gaven tot bet ontslag, kan ter
beoordeeling van den raad intrekking van het invaliditeits
pensioen ten gevolge hebben.
In dit geval kan de ontslagen ambtenaaar te zijner tijd
eventueele rechten op ouderdomspensioen doen geldende
jaren, gedurende welke hel. invaliditeitspensioen genoten werd,
worden dan niet als dienstjaren meegeteld.
Indien de aanvraag tot benoeming van geneesheeren ge
schiedt ten gevolge van een door of namens den belangheb
bende gedaan verzoek, of indien hem, ingevolge den uitslag
van het onderzoek, pensioen wordt toegelegd, worden de
kosten van het onderzoek door hem gedragen.
Indien hij die niet dadelijk voldoet, worden zij door de
gemeente voorgeschoten en op hem verhaald.
De aanspraak op het bij artikel 5 bedoeld pensioen vervalt,
indien een langer termijn dan van één jaar is verstreken
tusschen den dag, waarop gebreken als bovenbedoeld bekomen
zijn en dien waarop de ambtenaar ontslagen wordt.
Mede vervalt het recht op invaliditeitspensioen, zoodra de
betrokken ambtenaar bij de gemeente benoemd wordt in
eene andere voor hem geschikte betrekking met eene bezol
diging minstens even hoog als vroeger door hem genoten
werd. Dit geldt ook indien zoodanige benoeming niet wordt
aangenomen,