*7 Maart 1890.
Art. 19.
13e titularis, die, behoudens het bepaalde in de vóórlaatste
alinea van art. 6, ten gevolge van een der gevallen bij de
artt. 4 en 5 voorzien, pensioen heeft bekomen, verliest de
helft van zijn pensioen, zoodra hij een rijks-, provinciaal- of
gemeente-ambt of bediening aanvaardt, waaraan een inkomen
verbonden is, gelijkstaande met of te bovengaande het bedrag
van het pensioen.
Indien dit inkomen minder dan het pensioen bedraagt
wordt het laatste met de helft van het bedrag van het eerste
verminderd.
Deze artikelen worden onveranderd goedgekeurd.
Art. '20.
Indien eene weduwe een volgend huwelijk aangaat, ver
valt het haar toegekende weduwenpensioen. Na ontbinding
van het tweede of volgend huwelijk door het overlijden van
den man of door echtscheiding, kan zij hare vroegere aan
spraken weder doen gelden. Hare aanspraken kunnen nimmer
tegelijkertijd aan meer dan één huwelijk zijn ontleend.
De van tafel en bed gescheiden vrouw van een ambtenaar
heeft bij diens overlijden geen aanspraak op weduwenpen
sioen, indien de echtscheiding tegen haar is uitgesproken.
De heer Sassen geeft in overweging, om in de eerste
zinsnede van dit artikel de woorden »of door echtscheiding"
te laten vervallen. Spreker vreest, dat het behoud dier
woorden in de verordening aanleiding zal kunnen geven tot
echtscheiding en alzoo eene premie op de echtscheiding doet
geboren worden.
De heer Rombouts, ofschoon volgens zijn persoonlijke over
tuiging de echtscheiding veroordeelende, wijst er op, dat het
hier geldt de regeling eener burgerlijke zaak en aangezien
de burgerlijke wet de echtscheiding toelaatbehooren, volgens