96 7 Maart 1896. De heer Van Dam er op wijzende, dat in liet artikel wordt gesproken van curator en bewindvoerder, vraagt of liet niet wenschelijk zou zijn, daarbij ook in te lasschen de woorden »aan zijn voogd". De voorzitter vindt geen bezwaarom aan het ver langen van den vorigen spreker te voldoen, waarna het artikel aldus gewijzigd wordt goedgekeurd. 2de AFDEELINGr. Van het pensioenfonds. 1. Van de bijdragen der ambtenaren aan het pensioenfonds. Art. 23. De gemeente-ambtenaren, aan welke bij deze verordening recht op pensioen voor hen, hunne weduwen en weezen is toegekend, alsmede de tijdelijk aangestelde ambtenaren, zijn verplicht een deel hunner wedde of belooning bij te dragen ten behoeve van het pensioenfonds. Dit artikel met de daarop door burgemeester en wethouders voorgestelde wijziging wordt goedgekeurd. Art. 24. 1. De wedde of belooning dezer ambtenaren ondergaat bij hunne eerste aanstelling en bij latere verhooging eene afloopende korting en vervolgens eene doorloopende korting. 2. Bij de eerste aanstelling bedraagt over elk der eerste tien jaren de afloopende korting 12 V2 over het bedrag, dat van den pensioensgrondslag of, ingeval meerdere betrek kingen door één persoon vervuld wordenvan de som der pensioensgrondslagen overblijft na aftrek van twee honderd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 96