112
l22 Mei 1807.
April 1897, nu. 566, daarbij, ten aanzien van bet aires van
den lieer directeur der Ginnekensche tramwegmaatschappij
waarin bij eventueele ten uitvoerlegging van bet plan
om van af de Wilhelrninastraat te Breda eene straat te
maken, voerende naar liet Mastbosch den raad vergun
ning wordt gevraagd om, in aansluiting met de bestaande
baan dier maatschappij, in die nieuwe straat rails te mogen
leggen, ten einde daarop een tramwagendienst te kunnen
inrichten, in overweging gevende de gevraagde vergunning,
zooier de gemeente Breda daarbij betrokken is, te verlee-
nen voor den duur der aan voormelde maatschappij ver
leende concessie van 15 December 1883 (zijnde alzoo tot 15
December 1913) en onder later te bepalen voorwaarden.
De voorzitter stelt deze zaak aan de orde.
De heer Hejjlaerts vraagt, of deze vergunning niet kan
strekken ten nadeele van de bestaande tramwegmaatschappij.
De voorzitter meent, dat het juist in de bedoeling
ligt van den aanvrager om eventueele nadeelen voor de
bestaande tramwegmaatschappij te keeren, wanneer de ont
worpen straatweg mocht tot stand komen en daarop wellicht
door eene andere tramwegmaatschappij concessie kon worden
gevraagd.
De heer Heijlaerts dankt den voorzitter voor de ver
strekte inlichtingen.
Zonder bedenking wordt daarna besloten de ge
vraagde concessie aan de Ginnekensche tramweg
maatschappij te verleenen tot 15 December 1913
en onder later te bepalen voorwaarden.
6. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het
adres van het bestuur der muziekvereeniging »Cecilia" te