-122 22 Mei 1897. Waartoe zonder bedenking besloten wordt. De heeren Nelissen en Bloemarts regenten van gemeld gesticht, wenschen geacht te worden niet tot dit besluit te hebben medegewerkt. 3. Bij monde van den heer Rombouts wordt uitgebracht het volgend verslag: «De commissie, benoemd bij besluit van uwen raad dato »27 April 1897, in wier handen werd gesteld het nazien «der rekening van het pensioenfonds voor gemeente-ambte snaren en hunne weduwen en weezen, heeft de eer daar- «omtrent het navolgende te rapporteeren. «Met voldoening constateert uwe commissie, dat zij deze »rekening in de beste orde heeft bevonden, behoudens dat «op het einde van het dienstjaar eene som van f 3M5,59>r> «in de spaarbank was belegd; dit acht zij in strijd met art. «37 der verordening, hetgeen met het oog op den laatsten «zin van dat artikel in de toekomst moeielijkheid kan baren. »Valt met genoegen te constateeren, dat elt personen, «die te voren niet konden deelnemen in het fonds, daartoe «overgingen.te betreuren valtdat velen, die in het oude «pensioenfonds reeds voor zich zeiven deelgerechtigd waren, «niet van de gunstige gelegenheid hebben gebruik gemaakt «om dat zelfde voordeel aan hunne vrouwen en kinderen «te verzekeren. «Daar de werkzaamheden van den secretaris-penningmeester, «vooral door de laatste reorganisatie, meer en meer zullen «toenemen, acht uwe commissie het honorarium daarmede «niet meer in overeenstemming. «Uwe commissie stelt derhalve voor de rekening goed te «keuren, met uitnoodiging tevens aan het bestuur van het «pensioenfonds voor stipte uitvoering van art. 37 te willen «zorg dragen en wel te willen in overweging nemen of het «gevoelen gedeeld wordt, dat het honorarium van den se-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 122