5 Juni 1897. »A. buitengewone uitgaven. »B. straatverlichting. »C. bruto e x p 1 o i t a t i e-u i t g a v e n. »D. netto exploitatie-uitgaven. «Onder buitengewone worden verstaan die uitgaven, welke, «ware de gasfabriek eene zaak van aandeelhouders, uit het «reservefonds zouden worden gekweten. Aangezien nu echter «hier ter stede geen afzonderlijk reservefonds is gemaakt en «alle baten in de algemeene gemeentekas zijn gestort, en dus «aan het algemeen de voordeelen ten goede kwamen, ver- «tegenwoordigt de gemeente zelve hel reservefonds. Daarom «is het billijk, dat ten laste der gemeentekas komen dieuit- «gaven, die niet jaarlijks terugkeeren en die de gemeente, «waar het andere zaken betreft, onder hoofdstuk 111, art. 6 «barer begrooting brengt. Zoo brengt men terecht op de «loopende begrooting onder dat hoofdstuk, b.v. voor de water sleiding aanschaffing van meters, het vernieuwen van een «gedeelte kaaimuur aan den Nienweweg, het riolecren en «vernieuwen der bestrating van liet straatje, verbindende de «Molenstraat met de Oude Vest, en zoovele andere werken. «Deze zaken laat men door leening dekken, omdat men uit- «gaat van de stelling, dat ook die na ons komen van die «zaken liet genot zullen hebben. Waarom dan met die uit- sgaven der gasfabriek, waarvan niet alleen wij, maar ook «onze opvolgers de vruchten zullen genieten, niet evenzoo «gehandeld? En dit te meer. nu uit bijlage V blijkt, dat «de gemeente niet alleen met kapitaal en interest reeds de «gelden heeft terugontvangen, die zij door opvolgende leeningen «voor de gasfabriek heeft opgenomen, maar dat dit bedrag «thans reeds met eene som van f '239 92(3,'25 is overtroffen. «Daarenboven werd aan de gemeente geleverd aan gas, «cokes, fittings en betaald arbeidsloon voor straatverlichting «eene waarde van 519 627.115 (Zie bijlage VI). Men kan «dus veilig aannemen, dat door de gasverbruikers, behalve «een onbezwaard eigendom van ruim twee ton waarde, nog «ongeveer acht ton zijn aangebracht, waaraan de hoofdelijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 132