14
16 Januari 1897.
wijst hij erop, dat bij de behandeling daarvan door den heer
Lijdsman de vraag was gesteld, of van die verbodsbepaling
niet kon worden afgeweken, doch door de commissie werd
daarop geantwoord, dat men het maken van keldermonden
absoluut verboden wilde zien. De heer Lijdsman heeft toen
daarin berust, doch het resultaat is, dat thans blijkt, dat er
werkelijk gevallen kunnen voorkomen, waarvoor dispensatie
gewenscht is. Dit brengt echter niet mede de bevoegdheid
van den raad, om thans van die verbodsbepalingen af te
wijken. Het dispensatierecht is aan niemand toegekend.
Elk politie-beambte is verplicht te verbaliseeren, wanneer
in strijd met de verordening wordt gehandeld en de rechter
is genoodzaakt eene veroordeeling uit te spreken. Wil men
den royalen weg bewandelen, dan behoort een voorstel te
worden ingediend tot wijziging van het betrokken artikel;
dit is de eenige weg, die Plenicër zou kunnen helpen.
De heer Lijdsman vraagt, of, naar aanleiding van het
gesprokene door den heer Bloemaiits, de verordening niet
kan gewijzigd worden. Spreker wijst nogmaals op het geringe
verschil tusschen keldermonden en kelderlichten, waar in
dit geval slechts eene opening wordt gevraagd van 25 a 30
centimeter breedte, terwijl die opening kan gedekt worden
op de wijze, zooals burgemeester en wethouders verlangen.
De voorzitter wijst eropdat keldermonden losse
openingen zijn, terwijl bij kelderlichten de opening met vast
liggende spijlen wordt gedekt.
De heer Van Dam meent, dat het thans niet op den weg
van den raad ligt om te besluiten, dat art. 18 der bouw
verordening zal worden gewijzigd. De verordening moet
worden toegepast, zooals zij luidt, zoodat eene afwijzende
beschikking op het adres hiervan het noodwendig gevolg
moet zijn. Eerst daarna kan een voorstel van burgemeester
en wethouders tot wijziging der verordening worden inge
wacht. Elke discussie over dit onderwerp is alzoo onvruchtbaar.