17 Jult 1897.
177
b. VERORDENING op de invordering' van rechten
van door of vanwege het gemeentebestuur ver
strekte diensten.
Artikel 1.
De betaling der rechten, voortspruitende uit het besluit,
regelende de rechten van door of vanwege het gemeente
bestuur verstrekte diensten, geschiedt, vóór het verrichten
van het werk, ten kantore van den gemeente-ontvanger,
bij begrooting door den gemeente-architect op te maken,
behoudens latere verrekening.
Art. 2.
Bij gebreke van betaling geschiedt de invordering over
eenkomstig de bepalingen, vervat in de artikelen 258262
der gemeentewet.
c. MEMORIE van toelichting.
Het beginsel dat aan de verordening, die wij de eer heb
ben U hierbij in ontwerp aan te bieden, ten grondslag ligt,
is, om particuliere handen te onttrekken aan de uitvoering
van werken, die in den gemeentegrond moeten geschieden.
Tot dusver werden die werken, onder officieel toezicht,
verricht door en op kosten van de belanghebbenden zeiven,
maar met dit stelsel dient, evenals elders, in het belang der
gemeente gebroken te worden.
Voor de diensten, die de gemeente veileent, vordert zij
een billijk recht, terwijl tevens geregeld wordt de terugbe
taling van kosten, voortspruitende uit aan gemeente-eigendom
toegebrachte schade.
De algemeen gestelde bepaling, dat vóór het uitvoeren
van het werk de geraamde kosten moeten gedeponeerd wor
den, behoudens latere verrekening, snijdt zoo goed als alle
moeielijkheden af, die de verordening zou kunnen opleveren.
Overigens worde niet uit het oog verloren, dat het ver
schuldigde als belasting opvorderbaar wordt gesteld.