14 Augustus 1897.
195
Het volle getal opcenten wordt geheven op de aanslagen
van hen, die niet naar den grondslag huurwaarde worden
aangeslagen.
B. VERORDENING op de invordering van opcenten
op de hoofdsom der personeele belasting in
de gemeente 15 r e d a.
Artikel 1.
De invordering der opcenten op de personeele belasting
geschiedt ten behoeve der gemeente door den rijksont
vanger, overeenkomstig het voorschrift van art. 263 der
gemeentewet.
Art. 2.
De door den rijksontvanger ten behoeve der gemeente
ingevorderde opcenten worden door den gemeente ontvanger,
op den door de wet bepaalden tijd, tegen behoorlijk bewijs
van kwijting, overgenomen en in de gemeentekas gestort.
Bij dit ontwerp was gevoegd de volgende memorie van
toelichting
«Volgens art. 14 der wet van 21 Mei 1897 Staatsblad n°. 156)
«vervallen met 1 Januari 1898 van rechtswege alle plaatse
lijke verordeningen betreffende de heffing van opcenten op
«de personeele belasting.
«In dezelfde wet wordt gelezen:
«De opcenten op de personeele belasting worden op alle
«aanslagen in de gemeente tot een gelijk getal geheven.
«Indien echter het getal hooger dan 50 is, blijft het tot 50
y>beperkt voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare
«huurwaarde niet te boven gaat het dubbel van de som, in
«art. 12 der wet van 10 April 1896 (Staatsblad n0. 72) bepaald,
«en stijgt het, op in de verordening tot heffing aan te geven
«wijze, geleidelijk zóó, dat het volle getal bereikt wordt
«uiterlijk bij de aanslagen van hen, voor wie de belastbare
«huurwaarde het vijfvoud van de bedoelde som bedraagt.