208 14 Augustus 1897. «Zooals uit de hierbij gevoegde situatieteekening blijkt, »hebben de perceelen aan de noordwestzijde van de straat «de Achterom" geen of bijna geen onbebouwd terrein, terwijl «het meerendeel der woonhuizen aldaar te klein van afmeting »is, om aanspraak te mogen maken op goede woningen en »alzoo in den loop der tijden uitbreiding behoeven, welke «uitbreiding met de tegenwoordige situatie niet kan worden «verkregen dan met opoffering van eenige woningen, omreden «de noodige diepte ten eenenmale ontbreekt, van welke «opoffering niet veel kan worden verwacht, omdat die per- «ceelen in verschillende handen zijn. «Ook wat betreft het verkrijgen van onbebouwd terrein «achter de bestaande fabrieksgebouwen aldaar wordt zeer «gewenscht geacht, te meer omdat de mogelijkheid niet is «uitgeslotendat die gebouwen te eeniger tijd tot woningen «worden ingericht en onbebouwd erf daarachter in het belang «der volksgezondheid moet worden geacht. «Daarentegen hebben de perceelen, aan de overzijde van «de Gampel, meerendeels groote tuinen of onbebouwde erven, «zoodat uitbreiding daarvan, uit een hygiënisch oogpunt, «aldaar niet noodzakelijk voorkomt. «Ook de straat «de Achterom" eischt, voor het openbaar «verkeer aldaar, verbreeding. «Het een met het ander in verband brengende, komt het «ons voor, dat, nu de gemeente in het bezit is gekomen «van beschikbaren grond, getracht moet worden zoowel de «verbetering der woningen aldaar mogelijk te makenals «de straat te verbreeden en dat alzoo door U worde besloten: 1°. «op grond van art. 13 der verordening, regelende de «bouwpolitie in deze gemeente, eene nieuwe rooilijn «voor de noordwestzijde van «de Achterom" vast te «stellen; en 2°. «den door demping van de Gampel verkregen gemeente- «grond niet te verkoopen of te verhuren, dan aan de «eigenaren der perceelen van de aan de noordwestzijde «gelegen perceelen aan de straat «de Achterom."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 208