214
7 September 1897.
Hieraan voldaan zijnde, worden door genoemde heeren
achtereenvolgens in handen van den voorzitter afgelegd de
eed van zuivering en de eed van trouw, voorgeschreven bij
art. 39 der gemeentewet.
De voorzitter wenscht de leden, die door de volkskeuze
zijn aangewezen om de belangen der gemeente te behartigen,
geluk met hunne benoeming en herbenoeming. Voor de
herkozen raadsleden, wier werkzaamheid bekend is, acht
spreker het overtollig een beroep te doen op hunne bereid
willigheid om mede te werken tot den bloei en vooruitgang
der gemeente. Wat de nieuw gekozen leden aangaat, drukt
spreker het vertrouwen uit, dat zij gaarne met de overige
leden in voormelden geest zullen werkzaam zijn, er bijvoegende,
dat zij mok bij verschil van meening ieders gevoelen zullen
weten te waardeeren, omdat de belangen der gemeente en
de bloei der stad door allen worden in het oog gehouden.
Daarna nemen genoemde heeren zitting.
2. Benoeming van twee wethouders, bij periodieke aftre
ding als raadslid van de heeren J. A. van Aken en A. P.
Scheltus.
De voorzitter verzoekt den heeren Scheltus en Van
Dongen als stemopnemers te willen fungeeren.
Wordt overgegaan tot stemming voor een wethouder (vaca
ture den heer Van Aicen), aftredende in 1902.
Er worden uitgebracht 18 stemmen, waarvan verkrijgen
de heeren IngenHousz 7, Van Hal 6, Bloemarts 4 en Sassen
1 stemmen.
Niemand de volstrekte meerderheid verkregen hebbende,
wordt tot eene tweede vrije stemming overgegaan, waarvan
de uitslag is, dat worden uitgebracht op de heeren Ingen
Housz 7, Van Hal 7 en Bloemarts 3 stemmen, terwijl 1
briefje in blanco is ingeleverd.