7 September 1897. 219 Op voorstel van den voorzitter wordt eene commissie van drie leden benoemd tot het onderzoek der geloofsbrieven en het doen van verslag, waartoe, op het verlangen van den raad, dat deze commissieleden door den voorzitter zullen worden aangewezen, door hem als zoodanig worden henoemd de lieeren Van Dam, Heijlaerts en IngenHousz. Deze commissie zich tot dat einde verwijderd hebbende wordt de vergadering voor een oogenblik geschorst. Het onderzoek afgeloopen zijnde en na heropening der vergadering, rapporteert de commissie, bij monde van den heer Heijlaerts, dat de overgelegde stukken in de vereischte orde zijn bevonden en mitsdien tot toelating van den geko zene wordt geconcludeerd. De voorzitter dankt de commissie en in 'tbijzonder haren rapporteur voor het gehouden onderzoek en uitgebracht verslag en stelt voor, overeenkomstig de conclusie van gemeld verslag, den heer J. H. Witsenborg voornoemd toe te laten als lid van den gemeenteraad. Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereen komstig besloten, zullende van dit besluit aan de gedeputeerde staten dezer provincie en den toege- latene worden kennis gegeven en laatstgenoemde te bekwamer tijd worden opgeroepen, om te worden beëedigd en zitting te nemen. 6. Schrijven van burgemeester en wethouders alhier, d.d. 24 Augustus 4897, n°. 1004, daarbij, onder overlegging der betrekkelijke adressen met het schrijven van den arrondisse- ments-schoolopziener en het bericht van het betrokken hoofd der school, ter benoeming van een derden onderwijzer aan de openbare tusschenschool aan de Boschstraat alhier (vaca ture Joh. van der Linden), voordragende de heeren: 1°. P. A. de Groot, 2°. P. J. Verlegh, en 3°. Jac. van der Linden, allen onderwijzer te Breda

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 219