7 September 1897.
8. Schrijven van den heer dr. P. R. van Mierlo, d.d.
30 Augustus 1897, daarbij ontslag verzoekende als lid der
commissie van toezicht op het lager onderwijs in deze ge
meente.
De voorzitter stelt voor het gevraagde ontslag meest
eervol te verleenen, onder dankzegging voor de vele en goede
diensten in die betrekking aan de gemeente bewezen.
Waartoe besloten wordt.
9. Rapport van onderzoek naar den toestand der hoornen
in het park „het Valkenberg" en van den lindeboom op
de Groote Markt, ingesteld naar aanleiding van het besluit
dezer vergadering van 20 Maart 1897 door de lieeren H. C.
Waals, opzichter der beplantingen alhier, Abr. Bakkeren,
boschwachter in het Mastbosch. en W. H. van Bericum,
boschwachter in het Liesbosch, beiden wonende onder de
gemeente Prinsenliage.
De voorzitter stelt dit rapport aan de orde.
De heer Reigersman vraagt, met het oog op den boom
op de Groote Markt, waaraan alle Bredanaars zeer gehecht
zijn, of er geen middel te vinden is, dat deze boom behouden
blijve. Speciaal wenschte spreker eenige inlichtingen te
vernemen omtrent de redenen, die tot het rooien van dien
boom hebben doen besluiten.
De voorzitter zegt, dat deze boom voor een groot deej
hol is en bij den geringsten storm kan omwaaien, zoodat er
ieder oogenblik ongelukken te duchten zijn. Historische waarde
is aan dien boom niet verbonden, 't Is niet de bekende
vrijheidsboom, die vroeger op eene andere plaats op de Groote
Markt gestaan heeft.
De heer Reigersman dankt den voorzitter voor de verstrekte
inlichtingen en wijst erop, dat hij juist de motieven, die tot