7 September 1897. 237 aanbevelenswaardig. Het rijk maakt voor zijne belastingen wel gebruik van de kohieren van den hoofdelijken omslag, doch de kohieren van de vermogens- en bedrijfsbelastingen blijven voor de gemeente een gesloten boek. Hoofdelijke omslag blijft dus altijd eene raming en nu acht spreker het niet raadzaam, alles aan één spijker op te hangen. Bij verdeeling van belastingen zal de een hier, de ander daar gedrukt worden Daarom gaat spreker niet mede met het voorstel-teychiné. Op de regeling van de huurwaarde volgens de personeele belasting valt veel af te dingen en dientengevolge keurt spreker de progressie af, die in het voorstel tot heffing van 65 opcenten, overeenkomstig wettelijk voorschrift, is belichaamd. Het zou de zaak wellicht veranderen, wanneer de progressie tot een hooger bedrag kon worden doorgevoerd. Als amen dement wordt derhalve door hem voorgesteld 50 opcenten te hefl'en op het personeel en het tekort komende te vinden door verhooging van den hoofdelijken omslag. De heer Nelissen veroordeelt de heffing van opcenten op het personeel daarom, omdat zij eiken belastingschuldige niet treft volgens draagkracht. Behalve de gronden, door den heer Teychiné aangevoerd, zijn er nog andere zaken, die de per soneele belasting voor heffing van gemeente-opcenten onge schikt maken. Zoo wordt de huurwaarde voor winkels slechts op 1/3 berekend, terwijl de schatting der huurwaarde van gebouwen, waarvan de bewoners tevens eigenaars zijn, over het algemeen lager is dan de werkelijke huurwaarde, waar naar alleen de huurders zijn aangeslagen. Erkennende, dat aan beide belastingen gebreken kleven, komt spreker, bij vergelijking, tot de conclusie, dat hoofdelijke omslag in ieder geval beter is dan heffing van opcenten op het personeel. Hij ondersteunt derhalve het voorstel van den heer Teychiné. De voorzitter doet opmerken, dat de progressie, waarop de heer Rombouts doelt, als eene degressie moet beschouwd worden, omdat de mindere man en de middelstand er ge deeltelijk door ontlast worden. De personeele belasting is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 237