16 Januari 1897. 23 Pekbrug zal komen te vervallenis er zelfs een blijvend voor deel in gelegen. Het bevreemdt spreker dus, dat de heer Reigersman aan zijn voorstel blijft vasthoudener tevens op wijzendedat de groote tapijtfabriek te Deventer niet aan het water gelegen is en toch ook hare garens moet spoelen. De leden van het dagelijksch bestuur zullen wel bereid bevonden worden aan den heer Van Winsum desnoods eene andere en meer ge schikte plaats tot het spoelen af te staan. Vrees voorbena-, deeling der industrie is er niet, zoodat thans heel goed een besluit kan worden genomen. 'tls beter, dat de zaak in kort bestek behandeld wordt, zoodat spreker in overweging geeft het plan in beginsel aan te nemen, doch met inachtneming der belangen van den heer Van Winsum. De heer Reigersman verklaart niet voornemens te zijnom zijn voorstel in te trekken en ziet met vertrouwen het rapport van burgemeester en wethouders tegemoet. Spreker herinnert aan het spreekwoorddat een wijs man denkt voor hij spreekt. Zoo ook behoort alleen na rijp beraad een besluit te worden genomen. De heer Rombouts vestigt de aandacht erop, dat later bij de behandeling der dading tot grondverkoop rekening kan worden gehouden met de goede gezindheid van den raad en van burgemeester en wethouders. Wanneer door de demping de mogelijkheid zou ontstaan, dat de fabriek van den heer Van Winsum niet langer zou kunnen werken, dan zouden burgemeester en wethouders het voorstel niet hebben inge diend of in ieder geval op die omstandigheid gewezen hebben. Het zijn of niet zijn van de fabriek is er dus niet aan ver bonden. Het voorstel van den heer Reigersman wordt alsnu in stemming gebracht, waarvan de uitslag is, dat de stemmen staken,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 23