244 2 October 4897. De heer Rombouts wijst erop, dat, waar het hier geldt een voorstel tot verhooging van jaarwedde, het voor den betrokken persoon een groot verschil oplevert, wanneer die zaak beslist wordt, omdat eene eventueele verhooging van wedde, bij de behandeling der gemeente-begrooting toegestaan, eerst zou ingaan met 1 Januari 1898. Alleen dient te worden overwogen de noodzakelijkheid om de wedde al dan niet te verhoogen. De heer Reigersman erkent, dat aan het te nemen be sluit voor den heer Bagchus belangen zijn verbonden, doch de belangen der gemeente mogen daaraan niet worden prijs gegeven. Waar dit voorstel verband houdt met andere zaken, thans niet aan de orde, is uitstel van behandeling ten volle gerechtvaardigd. Het voorstel van den heer Bloemarts, voldoende onder steund, strekkende om de zaak aan te houden tot bij de behandeling der gemeentehegrooting, wordt alsnu in stem ming gebracht, doch verworpen met 12 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren Van Dam, Slechtriem, Staal, Rees, Sassen, Lijdsman, Rombouts, Sciieltus, Van Dongen, Van Hal, Witsenborg en de voorzitter. Vóór waren de heeren Bloemarts, Nelissen, Reigersman, Teychiné, Verschraage, IngenHousz en Heijlaerts. Alsnu wordt in stemming gebracht het voorstel van de commissie van beheer van het stads-teekeninstituut om de jaarwedde van den leeraar Bagchus met f 100,te ver hoogen, te rekenen te zijn ingegaan 1 October 1897. Welk voorstel met algemeene stemmen wordt aangenomen. 5. Schrijven van de commissie van beheer van het stads- teekeninstituut voornoemd, d.d. 18 September 1897, daarbij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 244