246
2 October 1897.
7. Schrijven van den burgemeester van Breda, d.d. 8
September 1897, houdende mededeeling, dat door hem art.
70 der gemeentewet is toegepast op het raadsbesluit van
7 September 1897, waarbij de heer J. A. J. W. van Hal
tot wethouder dezer gemeente is benoemd, op grond, dat de
beide candidaten, die in herstemming kwamen, aan deze
laatste stemming hebben deelgenomen.
De voorzitter stelt voor dit schrijven voor kennisgeving
aan te nemen in afwachting van de te nemen koninklijke
beslissing.
Waartoe besloten wordt.
8. Ontwerp-besluit tot heffing en verordening op de
invordering van 65 opcenten op de hoofdsom der personeele
belasting, in extenso opgenomen in de raadsnotulen van 14
Augustus 1897 en waarvan de verdere behandeling in de
vorige vergadering is aangehouden.
De voorzitter stelt dit onderwerp opnieuw aan de orde.
De heer Bloemarts, het woord gevraagd en verkregen
hebbende, zegt een woord te willen spreken niet omdat hij
zich vleit over dit moeielijk onderwerp de waarheid te zullen
verkondigen, evenmin omdat hij van meening is, dat zijne
beschouwingen van invloed zullen zijn op de stem van hen,
die in dit opzicht eene andere opinie gevestigd hebben, maar
alleen om te verklaren waarom hij, vroeger voorstander van
de afschaffing der opcenten op het personeel, thans zich
vereenigt met het voorstel, zooals dit door burgemeester en
wethouders is ingediend. Het is omdat na een nauwkeurig
onderzoek, waarbij hij op de meest welwillende wijze is ge
holpen door de betrokken ambtenaren der gemeente, hem is
gebleken, dat de voordeelen, verbonden aan de afschaffing
der opcenten op het personeel, indien er van eenig voordeel
sprake kan zijn, niet opwegen tegen de nadeelen, welke
daaruit zouden voortspruiten,